Vanaf die zomerse dag zijn de banden terug aangehaald en is er regelmatig contact tussen hen. Ze hebben beiden zoveel jaren in te halen en de ontmoetingen zijn bijna een ritueel geworden.
‘Goede morgen Hélène, heb je een goede nachtrust gehad?’
Pauline opent de gordijnen in de kamer en ontpopt zich zowaar als een verpleegster. Het is geen gemakkelijke taak voor haar, aangezien Hélène vroeger de hoofdverpleegkundige was in het plaatselijk hospitaal. Nu zijn de rollen omgekeerd en is ze zelf de patiënte en dat zint Hélène niet.
‘Met een beetje geduld loop je binnenkort weer de berg op en af’, moedigt Pauline haar aan.
Pauline ontfermt zich nu al enkele weken over Hélène en Arthur-Emile. Ze zijn ook al een dagje ouder en ze laten het zich welgevallen. Er wordt veel over en weer gepraat, over hun situatie waarin ze zich momenteel bevinden, maar ook over de problemen waar Pauline mee worstelt. Hélène is dankbaar voor de geboden hulp, maar is zeer kordaat.
‘Wel Pauline, je komt als een godsgeschenk uit de hemel gevallen. Dat jij er even tussenuit moest, komt ons goed uit. Wij konden het slechter treffen! Door hier bij ons te zijn kan jij je gedachten even opzij zetten, maar je mag niet te lang bij de pakken blijven zitten. Denk aan je carrière, je moet terug aan de slag kind, iedereen heeft wel eens een minder moment in zijn leven’.
Dat is duidelijke taal, zo kennen we Hélène. Ze is gedecideerd en duldt geen tegenspraak.
Dagelijks rijdt Pauline Hélène naar de kinesitherapie. In de tussentijd wacht ze bij Arthur-Emile. Er hangt een onverklaarbare magie in de lucht wanneer zij samen zijn. Zij begrijpen elkaar steeds beter en praten honderduit. Zij geniet van elk moment dat ze in zijn nabijheid vertoeft. Het geeft haar een comfortabel gevoel, iets wat ze al heel lang niet meer ervaren heeft. Ze denkt er helemaal nog niet aan om de jas terug aan te trekken en te gaan schilderen zoals Hélène haar suggereerde.
Arthur-Emile opent zijn hart en vertelt haar onomwonden over vroeger.
‘De eerste ontmoeting met Hélène gebeurde toen mijn vader was opgenomen in het hospitaal waar zij hoofdverpleegkundige was. Hij heeft ons vanop zijn ziekenhuisbed aan elkaar voorgesteld. Zij was een stuk ouder dan mij, maar ze was bloedmooi en de vonk sloeg meteen over. We werden verliefd tot over onze oren. We beleefden passionele nachten en vrijden de sterren van de hemel. Ook al was zij veertig en ik dertig, ons puberale gedrag, zo kon je het wel omschrijven, had grote gevolgen en kort daarop zijn we in alle sereniteit getrouwd’.
Wordt vervolgd…