Er is een dikke laag sneeuw gevallen de voorbije nacht. De sneeuwruimer rijdt langzaam de berg op en maakt de rijbaan weer toegankelijk. Het is stil in en rond het huis op de berg. De luiken zijn dicht. Pauline is er niet.
Ze is voor een tijdje gaan logeren, in een dorp verderop, bij Arthur-Emile en zijn vrouw Hélène.
Ze moest er even tussenuit, weg van het atelier, weg van het huis op de berg, weg van alles. Hier verblijft ze bij de perfecte personen die haar op dit ogenblik kunnen bijstaan en haar kunnen adviseren. Bij hen kan ze op verhaal komen.
Maar Hélène heeft een knieletsel opgelopen door een ongelukkige val in de sneeuw. Ze is herstellende en is aangewezen op twee krukken. Ze kan niet goed uit de voeten.
Pauline is er om haar te helpen waar ze kan.
Arthur-Emile is een gepensioneerde docent en kunstenaar die jaren geleden aan haar moeder Juliëtte les gaf op de kunstacademie. Toen ze reeds afgestudeerd was, is hij haar blijven volgen. Hij steunde haar in alles wat ze ondernam. Zo heeft Pauline, al van kleins af aan, hem leren kennen als de vriend die met de regelmaat van de klok bij hen over de vloer kwam in het atelier. Zij keek naar hem op en zag hem als een vaderfiguur, een vader die zij nooit gekend had. Kreeg ze iets niet gedaan van haar moeder, dan kon ze steeds bij hem terecht.
Mede dankzij Arthur-Emile kende haar moeder Juliëtte een schitterende carrière. Hij zorgde ervoor dat vele deuren voor haar open gingen.
Maar helaas, daar kwam veel te vroeg, abrupt, een einde aan.
Juliëtte stierf.
Pauline was toen net acht jaar geworden. Sinds de dood van haar moeder bleef Arthur-Emile weg en zag ze hem zeer sporadisch. Zij woonde inmiddels bij haar grootmoeder in de vallei en ze groeiden uit elkaar. Een enkele keer kreeg ze nog een kaartje voor haar verjaardag. Later vernam ze niets meer van hem. Alles vervaagde. Uit het oog is uit het hart. Ze werd een volwassen vrouw en het leven ging verder, ook zonder Arthur-Emile.
Tot een achttal jaar terug.
Wordt vervolgd…